so true was this,

That sometimes his religion seemed to me

Self-taught, as of a dreamer in the woods,

Who to the  model of his own pure heart

Framed his belief, as grace divine inspired

Or human reason dictated with aw.


William Wordsworth, The Excursion, I (1814), 438-443 


lavish

gul

bountiful

gul, overvloedig

attest

bevestigen, bewijzen

pensive

peinzend, melancholisich

gloom

somberheid

De Heer heeft gegeven, de Heer heeft genomen

Job 1: 20-21


Wordsworth heeft ruim zijn deel gehad van de ellende die de mens kan overkomen. Zoals zovelen in zijn situatie, zocht hij bij alle rampspoed die hem trof, steun in een geloof waaruit hij troost en gemoedsrust kon putten. Met de toename van de reeks persoonlijke drama's won dat geloof steeds meer aan kracht.  

Onheil
Het eerste onheil dat Wordsworth trof, was de dood van zijn moeder toen hij acht was. Zijn vader overleed drie jaar later. In 1805 verdronk zijn lievelingsbroer John bij een scheepsramp voor de Engelse zuidkust. In een brief aan zijn mecenas Sir George Beaumont vroeg hij zich vertwijfeld af of wij mensen van nature niet meer liefde bezitten dan 'de grote Oorzaak en heerser van alle dingen' die zulke onrechtvaardigheid toelaat. Het was een 'godslasterlijke' en 'monsterlijke' gedachte, schreef hij, een gedachte die slechts te bestrijden is door het bestaan van 'een andere en betere wereld' te veronderstellen.

Zeven jaar later verloor Wordsworth zijn dochter Catherine (3 jaar). Polio was waarschijnlijk de oorzaak. Zes maanden daarna overleed haar broer Thomas (6) aan de mazelen. Een dag na de begrafenis van zijn zoon schreef Wordsworth in een brief aan een familielid: 'Het enige dat ons in deze moeilijke tijd overeind kan houden is vertrouwen in Gods goedheid'. In hetzelfde jaar vertrouwde hij een vriend toe dat hij sympathie voelde voor de orthodox gelovige die, zich bewust van zijn eigen terkortkomingen, zijn toevlucht tot een verlosser zoekt. 'Maar ikzelf,' zei hij, 'denk zo'n verlosser niet nodig te hebben'.

Gedesillusioneerd
De overeenkomsten - maar ook de verschillen - tussen Wordsworth en de solitary zijn duidelijk. Voordat de solitary zich in eenzaamheid terugtrok had ook hij twee kinderen verloren. Daarna bezweek zijn vrouw aan verdriet (wat in het geval van Wordsworth niet gebeurde). Afgezien van deze persoonlijke drama's was er een ander feit dat de dichter en zijn literaire schepping volledig uit het lood sloeg. Beiden waren vurig aanhanger geweest van de Franse revolutie. Toen deze vanaf 1793 werd gesmoord in het bloed van vele onschuldige burgers, raakten ze, net als vele veranderingssgezinde Engelse intellectuelen, zwaar gedesillusioneerd. Hun politieke ideaal en hoop op een vreedzame omwenteling in Engeland, naar het voorbeeld van Frankrijk, was in rook opgegaan.

Pantheïst
Voor de jonge Wordsworth had het geloof nog geen rol gespeeld. Sommigen in zijn omgeving beschouwden hem als atheïst of pantheïst die in zijn gedichten God gelijk stelde aan de natuur. Vanaf zijn vijfendertigste veranderde hij steeds meer in een praktiserende Anglicaan, maar dan wel een voortdurend twijfelende Anglicaan met een eigen interpretatie van het christelijk geloof. De gedachte dat God, een oneindig zuiver wezen, 'voldoening kan scheppen in het lijden van Jezus Christus en deze kan aanvaarden als een genoegdoening voor onze zonden', daar kon hij met zijn verstand niet bij. In 1836 nog schreef een vriend over hem dat zijn geloof noch van een gelovige, noch van een ongelovige de goedkeuring zou kunnen wegdragen. Wordsworth was toen 66 jaar oud.

Elf jaar later, in 1847, behaagde het God nogmaals te nemen wat hij de dichter had gegeven. In de zomer van dat jaar bezweek Wordsworths dochter Dora, met wie hij een hechte band had, aan tuberculose. Zij was toen drieënveertig jaar. Haar dood stortte Wordsworth in een diepe depressie die ruim een jaar duurde.

Majesteitelijk licht
Wordsworths religieuze ontwikkeling is duidelijk te traceren in de opeenvolgende edities van zijn werk. Zijn hele leven bleef hij aan The Prelude en The Excursion sleutelen en probeerde hij ze te ondoen van regels die al te expliciet uitdrukking gaven aan zijn vroegere One Life-gedachten. Maar ondanks deze pogingen tot verdoezeling bleef ook in de latere gedichten, zijn 'pantheïsme' onderhuids smeulen.

Op kerstavond 1842, Wordsworth was toen tweeënzeventig, schreef hij een sonnet dat hij beschouwde als een van zijn 'beste gedichten'. Hierin richt hij zich tot de Wansfell, een berg aan de andere kant van de Vale of Rydale, waarop hij vanuit zijn huis uitkeek. Hij en zijn huisgenoten voelen zich bevoorrecht, staat er 


To watch while Morn first crowns thee with her rays,
Or when along thy breast serenely float
Evening's angelic clouds.


Wordsworth verwijt zichzelf dat hij aan de Wansfell nooit eerder een gedicht heeft gewijd, dat hij de berg nog nooit heeft geprezen


For all that thou, as if from heaven, has brought
Of glory lavished on our quiet days.


Hij wenst dat als hij en de zijnen niet meer leven - 'wat niet lang meer zal duren' - zijn woorden er blijvend van zullen getuigen hoe zij zich verheugden in haar majesteitelijk licht en rust vonden in haar bedachtzame somberheid.


Bountiful son of Earth! when we are gone
From every object dear to mortal sight,
As soon we shall be, may these words attest
How oft, to elevate our spirits, shone
Thy visionary majesties of light,
How in thy pensive glooms our hearts found rest.


In een taal die de gelovige aanwendt om zijn God te prijzen, zingt Wordsworth hier een loflied op een berg die 'van de hemel' lijkt te komen; waar 's avonds 'wolken als engelen over drijven'; die nu eens baadt in het vroege zonlicht, zich dan weer hult in sombere bedachtzaamheid. Hier verheft niet God, maar de natuur de geest. Hier vindt het hart niet rust in het geloof, maar in de aanschouwing van een eeuwig wisselvallig berglandschap.