Toen ik dit beeldige huisje zag, zo midden in het water, maakte dat mij meer dan een halve dichter.
Dorothy Wordsworth, The Grasmere Journals, 18 maart, 1802
Dorothy Wordsworth: meer dan een halve dichter
Dorothy Wordsworth schreef proza met een grote suggestieve kracht. Elke bladzijde van haar dagboeken getuigt van een buitengewone gevoeligheid voor sfeer van landschappen met alles wat ze daarin aantrof: van een leger glinsterende narcissen tot een solitaire akelei, van nestelende zwaluwen tot dakloze zwervers. Steeds weer schijnt over het alledaagse een glanzend licht.
Dorothy bezag de wereld met de blik van een dichter. Daarnaast verkeerde ze constant in gezelschap van een dichter. Het zou dus voor de hand liggen dat ze regelmatig probeerde haar observaties in poëzie uit te drukken. Dat heeft ze ook gedaan, maar haar pogingen liepen vaak uit op een teleurstelling.
In de avond van donderdag 18 maart 1802 bracht Dorothy een bezoek aan een bevriend stel in Ambleside, zo'n uur lopen van Dove Cottage. Op de terugweg wandelden de vrienden een eind met haar mee.
Toen we in de schemering door het dal van Ambleside liepen, was het een plechtige avond. Er hing iets in de atmosfeer dat me dwong tot serieuze gedachten - de heuvels toornden hoog op, ingesloten door de lucht. Het was bijna donker toen ik afscheid nam van de Lloyds, de nacht was gevallen en de maan ging schuil achter de wolken. Maar toen ik Moss beklom, kwam de maan tevoorschijn vanachter een berg zwarte wolken. O, de onuitsprekelijke duisternis van de lucht en de aarde onder de maan, en de glorieuze helderheid van de maan zelf! Aan deze kant van Rydal Water lag een helder glinsterende streep licht op het water, maar de rest was aardedonker, en Loughrigg Fell en Silver How waren helder wit, alsof ze bedekt waren met rijp. De maan verschool zich weer en verscheen en verdween enkele malen voordat ik thuis was. Eén keer scheen geen maanlicht, behalve over het huis op de punt van het eiland. 'Een gewijde plek, iets anders kan 't niet zijn', enzovoort, enzovoort. Beeldschone gedachten kwamen in mij op en toen ik dit beeldige huisje zag, zo midden in het water en omringd door donkere verheven heuvels, met dat heldere, zachte licht erop, maakte dat mij meer dan een halve dichter. Ik was moe toen ik thuis kwam en kon niet meer lezen, en probeerde een gedicht te schrijven, maar helaas! Ik wachtte niet langer op William en ging direct naar bed.
Als Dorothy tijdens haar wandeling bij Rydal Water de zwarte wolken en het witte maanlicht in een gedicht wil vatten, loopt ze vast. Ze probeert 'een gedicht te schrijven, maar helaas!'. Op zulke momenten heeft ze het gevoel dat haar de verbeeldingskracht van Wiliam ontbreekt. En in dit geval weet ze niets anders te doen dan haar toevlucht te zoeken in een citaat uit één van zijn gedichten ('Een gewijde plek, iets anders kan 't niet zijn', enzovoort, enzovoort.').
Slagschaduw
Dorothy heeft haar hele leven gedichten geschreven, maar in de slagschaduw van Williams uitzonderlijke talent kon haar dichtkunst onmogelijk bloeien. Ze had de vurige ambitie om te dichten. Tegelijk voelde ze haar beperkingen en bagatelliseerde ze haar eigen dichterschap. Uit een brief van Dorothy aan Lady Beaumont blijkt dat William deze vriendin twee van haar gedichten had voorgelezen. Toen die in een brief liet weten dat ze de verzen mooi vond, schreef Dorothy de volgende reactie:
Denk niet dat ik ooit de moed heb gehad te hopen gedichten te kunnen schrijven voor volwassenen. Beschrijvingen, gevoelens, verhaaltjes voor kinderen, verder reikt mijn ambitie niet; ik heb één keer een verhaal geprobeerd, maar dat mislukte zozeer dat de moed me in de schoenen zonk. Geloof me, sinds ik je brief ontving heb ik enkele pogingen gedaan (...), maar zag ik mij gedwongen in wanhoop op te geven; en als ik in mijn gedachten naspeur, dan vind ik daar niets, zelfs als ik talent had gehad voor taal en versmaat, dat ik in ijdelheid enige waarde zou kunnen toeschrijven voor gebruik anders dan bij onze eigen haard of om enkele partijdige vrienden te plezieren, zoals in jouw geval, maar taalbeheersing bezit ik niet, noch ben ik bij machte mijn ideeën uit te drukken, en niemand was ooit minder in staat woorden in een regelmatig metrum te gieten. Als ik alleen liep heb ik vaak geprobeerd (mompelend in mijzelf, zoals mijn broer gewoon is te doen) om mijn gevoelens in dichtregels uit te drukken; aan gevoelens en ideeën had ik nooit gebrek; maar proza, rijm en versmaat liepen altijd door elkaar en het leidde tot niets.
Uit brief aan Lady Beaumont, 20 april 1802
Dichter of niet, in eigen ogen, Dorothy bleef bijna haar hele leven verzen schrijven. Ze gaf ze een titel, voorzag ze van een datum en schreef ze in het net. Publicatie overwoog ze niet, maar wel stuurde ze op 69-jarige leeftijd een kopie van haar gedichten naar een vriendin om 'iets waardevols na te laten voor wanneer ze er niet meer zou zijn'. Uit haar gedrag en eigen commentaar spreekt een gefnuikte ambitie vol tegenstrijdigheid. Maar deze contatering doet niets af aan de kwaliteit van het proza dat zij schreef. Haar prachtige gedetailleerde en inlevende beschrijvingen van mensen, vogels, bloemen en bomen zijn veel meer dan slechts eenvoudige opstapjes voor haar broer - de dichter. En misschien was zij zelf inderdaad toch 'meer dan een halve dichter', zoals ze schreef in haar brief aan Lady Beaumont. Meer dan een halve dichter: een treffende typering voor een schrijverschap dat zich kenmerkt door rake observaties verwoord in prachtig poëtisch proza. ►