All things shall live in us, and we shall live

In all things that surround us.


William Wordsworth, The Ruined Cottage

dreary

troosteloos

spire

torenspits

minster

kathedraal

beheld

zag, aanschouwde

communion

uitwisseling, gemeenschap (net als het woord confess, twee regels eerder, een woord met religieuze connotatie


animal being


they swallowed up his animal being

lijflijkheid


alsof hij lijflijk niet meer bestond

visitation

verschijning

unprofaned

besmet, bedoezeld

intercourse

omgang, communicatie

the volume

het boek (de Bijbel)

to reverence

eerbiedigen

steeped in

doortrokken van

ineffable

onuitsprekelijk

gladsome

blij

transport

vervoering

Het leven wentelt groots en oneindig voort

William Wordsworth - The Pedlar


Begin 1798, bijna een jaar voordat hij in het Duitse Goslar de oerversie van The Prelude schrijft, werkt Wordsworth aan een ander gedicht. Die voorganger - The Pedlar - telt vrijwel evenveel regels (356) en is Wordsworth's eerste poging om zijn wereldbeeld in een autobiografisch gedicht te vatten. Daarbij stelt hij zich op als objectieve buitenstaander: hij schrijft het verhaal niet in de ik-vorm, zoals in The Prelude, maar in de hij-vorm. Als verteller schetst hij de levenslooop van een man die als volwassene ervoor kiest om als marskramer (pedlar) van deur tot deur door het land te trekken met in zijn rugtas allerlei waar 'voor vrouwen die in afgelegen dorpen en eenzame hutten wonen'. De fictieve biografie van de marskramer bevat ervaringen en indrukken van de jonge Wordsworth, maar nog niet de spots of time. We volgen de pedlar eerst in zijn kinderjaren toen hij

                                       learned to read
His bible in a school that stood alone,
Sole building on a mountain's dreary edge,
Far from the sight of city spire, or sound
Of minster clock. 

The Pedlar, 15-19


Van en naar school moest de jongen een flink stuk lopen, op de terugweg vaak - bij het vallen van de duisternis - door een donker bos. In die verlatenheid meende hij dan 'de aanwezigheid van iets machtigs en iets groots' waar te nemen.

He many an evening to his distant home
In solitude returning saw the hills
Grow larger in the darkness, all alone
Beheld the stars come out above his head,
And travelled through the wood, no comrade near,
To whom he might confess the things he saw.
So the foundations of his mind were laid.
In such communion, not from terror free,
While yet a child, and long before his time,
He had perceived the presence and power
Of greatness (...)

The Pedlar, 26-31

 
'Zo werd het fundament van zijn geest gelegd', zegt Wordsworth, en had hij 'al heel vroeg de aanwezigheid en de macht van iets groots ervaren'. Toen de jonge pedlar nog geen negen jaar was, stuurde zijn vader hem erop uit om de schapen te hoeden. Vanaf 'de toppen van de hoge bergen' keek hij dan bij zonsopgang uit over de aarde en de zee beneden hem, die baadden in het licht. 

Oh then what soul was his, when on the tops
Of the high mountains he beheld the sun
Rise up and bathe the world in light. He looked,
The ocean and the earth beneath him lay
In gladness and deep joy. The clouds were touched,
And in their silent faces he did read
Unutterable love. Sound needed none,
Nor any voice of joy: his spirit drank
The spectacle. Sensation, soul, and form,
All melted into him; they swallowed up
His animal being. In them did he live,
And by them did he live - they were his life.

The Pedlar, 95-106


Wordsworth zegt hier dat de aarde en de oceaan niet alleen de bron zijn van emoties, maar deze emoties ook delen met de jongen: 'the ocean and the earth beneath him lay in gladness and deep joy'. De liefde die de pedlar in zijn jonge jaren voor zijn omgeving voelde, stond te lezen in het 'stille aangezicht' van de wolken, die zwegen, net als de aarde en de oceaan, omdat louter hun bestaan onuitsprekelijke vreugde uitdrukte. Daarbij nam hij zijn omgeving als het ware letterlijk in zich op, en omgekeerd nam het landschap hem in zich op. 'Sensation, soul, and form' - wat hij zag en hoorde, voelde en dacht, vloeide allemaal in hem samen. Wat Wordsworth hier doet, is het projecteren van menselijke gevoelens in natuurlijke verschijnselen. Over de werking van deze literaire stijlfiguur straks meer.  

Hij voelde zijn werken
Opgevoed met de Holy Bible ligt het voor de hand dat Wordsworth de quasi-religieuze evaringen van de jongen (als evenknie van hemzelf) in bijbelse termen beschrijft.

In such access of mind, in such high hour
Of visitation of the living God,
He did not feel the God, he felt his works.
Thought was not; in excitement it expired.
Such hour by prayer or praise was unprofaned;
He neither prayed, nor offered thanks or praise;
His mind was a thanksgiving to the power
That made him. It was blessedness and love.

The Pedlar, 107-114


De jongen zag God niet, maar voelde zijn werken. Hij bad niet, noch dankte of prees hij God, maar hij was vervuld van dankbaarheid en liefde jegens de macht die hem had geschapen. Sommige formuleringen in deze passage passen nog min of meer in een orthodox christelijke wereldbeeld. De natuur als werk of schepping van God is een bekend christelijk thema. Maar de aarde, de wolken en de zee als verschijning (visitation) van de levende God? Zo'n gedachte staat haaks op de christelijke geloofsleer. En ook bij de opmerking dat de jongen 'dit uur niet met gebed of lofprijzing ontheiligde' zal de rechtgeaarde christen de wenkbrauwen fronsen. Hetzelfde geldt voor de draai die Wordsworth, met de woorden 'the written promise' en 'the writing', in de volgende regels geeft aan de bijbelse belofte van het eeuwig leven.    

A shepherd on the lonely mountain-tops,
Such intercourse was his, and in this sort
Was his existence oftentimes possessed.
Oh then how beautiful, how bright, appeared
The written promise. He had clearly learned
To reverence the volume which displays
The mystery, the life which cannot die,
But in the mountains did he FEEL this faith,
There did he see the writing. All things there
Breathed immortality, revolving life,
And greatness still revolving, infinite.
There littleness was not, the least of things
Seemed infinite, and there his spirit shaped
Her prospects - nor did he believe; he saw.

The Pedlar, 115-128


Hier zegt Wordsworth dat de jongen had geleerd eerbied te hebben voor de bijbel, het boek (the volume) dat 'het mysterie toonde'. Dat mysterie is geen dode letter. Hij VOELDE het, schrijft de dichter nog een keer met nadruk: het woord zet hij in kapitalen. De schriftelijke openbaring van het mysterie in de bijbel wordt als het ware overschaduwd door de openbaring in de zichtbare werkelijkheid.  

Leven dat niet kan sterven
Met deze formuleringen en wat erop volgt, neemt Wordsworth een afslag die vreemd is aan de christelijke orthodoxie. Alles in de wereld ademt onsterfelijkheid, het leven wentelt groots en oneindig voort. Elk wezen heeft deel aan zijn oneindigheid en onsterfelijkheid, niet als individu, maar als schakel in een eindeloze keten van 'het leven dat niet kan sterven'.

Ondanks de bijbels klinkende taal spoort deze opvatting van de werkelijkheid niet bepaald met de bijbelse gedachte dat onsterfelijkheid slechts ten deel valt aan de rechtgeaarde gelovige mens in een leven na de dood of aan het einde der dagen bij de wederopstanding van Christus. Alles onder de zon (in het universum, in de kosmos), alles - tot 'het minste der dingen' - heeft deel aan het onsterfelijk geheel. Tussen groot en klein bestaat wat dat betreft geen onderscheid.

Hij zag één leven
Vanaf de bergtoppen uitkijkend over de aarde en de oceaan, zo lazen we hiervoor, deelde de pedlar met zijn omgeving een diep gevoel van vreugde en welbehagen. Op zulke momenten van versmelting met de omgeving brak het inzicht door dat al het bestaande zich kenmerkt door een hechte onderlinge samenhang.

From Nature and her overflowing soul
He had received so much that all his thoughts
Were steeped in feeling; he was only then
Contented when with bliss ineffable
He felt the sentiment of being spread
Over all that moves, and all that seemeth still,
Over all, that, lost beyond the reach of thought
And human knowledge, to the human eye
Invisible, yet liveth to the heart,
Over all that leaps, and runs, and shouts, and sings,
Or beats the gladsome air, o'er all that glides
Beneath the wave, yea, in the wave itself
And mighty depth of waters. Wonder not
If such his transports were; for in all things
He saw one life, and felt that it was joy.    

The Pedlar, 204-218

    
'Want in alle dingen zag hij één leven.' Wordsworth schreef deze regels, omdat hij intuïtief aanvoelde dat geen enkel verschijnsel, geen enkel ding, geen enkel wezen op zichzelf staat. Dat 'alles wat beweegt en alles wat stil lijkt' bestaat in onderlinge afhankelijkheid. Deze intuïtieve zekerheid ontleende hij aan de concrete ervaring van de werkelijkheid die hij Nature noemde en die de hele realiteit omvat.