Inhoud Dorothy Wordsworth |
Herinneringen aan Schotland |
ketellapper / tinker |
Het Engelse equivalent Tinker is een niet bepaald vleiend woord dat in Ierland en Groot-Brittannië wordt gebruikt om rondtrekkende groepen aan te duiden, zoals zigeuners en de Ierse Travellers. |
Erse |
Erse is een ander woord voor Gaelic: de Keltische taal die werd - en op beperkte schaal nog steeds wordt - gesproken in de Schotse Hooglanden, op de Hebriden en in Ierland.
|
Een ontmoeting met een kleurrijk gezelschap
De Wordsworths bekeken het Schotse landschap graag vanaf het water en lieten zich een aantal malen rondvaren over een van de meren of zeearmen (lochs) die lagen ingeklemd tussen de indrukwekkende bergen. Veel volk kwamen ze doorgaans niet tegen op of bij het water. Bij wijze van uitzondering stuitten ze tijdens hun tocht over Loch Etive op een bijzonder en kleurrijk gezelschap. De beschrijving hieronder geeft niet alleen een impressie van die ontmoeting, maar toont ook het doorzettingsvermogen van de Wordsworths, die zich zelfs niet door het ergste hondenweer lieten afschikken.
Op het brede water van Loch Etive voeren Dorothy en William tussen twee bergen door: rechts stond de Cruachan, 'die direct uit het meer oprees', en links de Ben Durinish, 'ruig en heel steil, met grillige struiken tussen de rotsen en de stenen'.
Regen en mist
We staken het water over, dat heel ruw was in het midden, maar kalmer bij de oevers, en sommige van de rotsige bekkens en kreekjes waren spiegelglad en zo mooi door de reflectie van het oranje zeewier dat op de stenen of rotsen groeide, dat een kind, opgetogen als het kan zijn over vrolijke kleuren, bij het zien ervan gedanst zou kunnen hebben van blijdschap. Het hield maar niet op met regenen, en de toppen van de bergen gingen volledig schuil in de mist, maar zolang we over het water konden kijken, maakte ons dat niets uit; want hoewel we van de bergkammen en toppen weinig konden zien, zagen we genoeg om ons in te kunnen verheugen: het machtige meer dat het brede en lange dal vulde, brullende bergstromen, wolken die langs de berghellingen gleden, schapen die daar graasden, zee- en landvogels. We voeren een heel eind zonder dat we een huis of bouwland zagen.
In deze verlatenheid hoopten Dorothy en William toch ergens iemand te treffen die hen zou kunnen informeren over de voorgenomen route van de volgende dag. Ze keken daarom uit naar een teken van bewoning op de oevers van het loch.
Het regende nu zo hard dat we zeker terug zouden zijn gegaan als we niet meer dan gewone moed hadden geput uit het plezier dat we hadden en waaraan we hoop ontleenden die er niet was. Iets hogerop zagen we een paar huisjes en we besloten daar heen te gaan om de informatie te vinden die we zochten. We konden de overzijde van het meer nauwelijks zien, maar gingen verder en hoorden ineens mensen in het bosje vlakbij ons, waarop de man die onze boot roeide uitriep: "Kan iemand van jullie ons iets vertellen over de weg naar Glen Coe?". We keken op en zagen een haveloze kreupele kerel, gevolgd door enkele anderen, met een vishengel over zijn schouder; en hij liep zo snel tussen de takken door dat het leek alsof hij des te sneller was door zijn kreupele been. Hij leidde een groepje ketellappers die hun hengels net zo vaardig hanteren als hun hamers. Toen we ze aanspraken, hield de hele groep halt en hun kreupele leider en de man van onze boot riepen naar elkaar in Erse - wilde kreten in onze oren, op die eenzame, romantische plek. De ketellapper kon ons niet alles vertellen wat we wilden, daarom ging William nogmaals met de eigenaar van de boot aan land toen we in de buurt van de huisjes kwamen. Het regende nu zo hard dat we helemaal niets konden zien - zelfs niet de huizen waar William naartoe ging.
In de buurt van de huisjes trof William een man die, 'ondanks de hevige regen', met anderen in een hooiveld aan het werk was. Van hem kreeg hij de gewenste informatie.
Later in de middag kwamen de Wordsworths de ketellappers nogmaals tegen, dit keer op het water.
We roeiden schuin het water over naar de monding van de rivier van Loch Awe, onze boot volgde de veerboot die het ketellappergezelschap overzette naar de andere kant waar ze - naar de mannen ons vertelden - de nacht zouden doorbrengen in een oven, wat zij beschouwden als hun recht en privilege - een onderkomen dat overal te vinden was waar het land werd bewerkt - want elke boerderij heeft een oven om het koren in te drogen: weer iets dat wijst op een nat klimaat. De ovens zijn gemaakt van steen met een isolerende buitenlaag, en bieden waarschijnlijk een even goed onderdak als de hutten waarin deze zwervers van de Hooglanden geboren waren. Ze verzamelen takken of heide voor hun vuur en aangezien ze opdringerige bedelaars zijn, want de mannen zeiden dat ze met een 'nee' geen genoegen namen, komen ze waarschijnlijk aan ruim voldoende eten zonder er meer moeite voor te doen dan rond te trekken en er om te vragen, want hun vieze gezichten en ketellappersuitrusting doen voornamelijk dienst als paspoort naar een vrij en onbezorgd bestaan.
Het regende heel hard, en er stond een stevige wind toen we het meer over staken, en hun boot stampte net als de onze op de hoge golven. Het was een romantisch tafereel; er waren drie vrouwen bij; twee mannen roeiden hen naar de overkant; de kreupele kerel zat aan het ene einde van de boot, zijn compaan aan het andere einde, ieder met een enorme vishengel die er heel sierlijk uitzag, als masten van de boot. Toen we over waren, zagen we hen, nadat ze gebedeld hadden bij het veerhuis, vrolijk door de velden lopen, ongetwijfeld op weg naar hun onderkomen voor de nacht.