Zij gaf mij ogen, zij gaf mij oren


Dorothy Wordsworth - de zus die haar broer leerde kijken
en luisteren


Nooit eerder zag ik zulke mooie narcissen. Ze groeiden overal tussen de bemoste stenen; sommige rustten, schijnbaar vermoeid, met hun kopjes op deze stenen als op een kussen, en de rest zwaaide op en neer en danste, het leek alsof ze echt lachten met de wind die vanaf het meer over hen waaide; ze oogden zo vrolijk, zoals ze daar glinsterden en steeds op en neer bewogen.


William Wordsworth had een zus, Dorothy, met wie hij vijfenvijftig jaar lang onder één dak woonde. In de eerste twee jaar van hun samenwonen in Grasmere, middenin het Lake District, hield Dorothy een dagboek bij. Daarin deed ze onder meer verslag van de vele wandelingen die zij en William maakten. Vrijwel elke dag trokken ze erop uit. Ze liepen dan vele uren door de heuvels en langs de talloze meren in de wijde omgeving van hun woonplaats. Weer of geen weer. Op 15 april 1802 waaide het ontstuimig. Langs de oevers van Ullswater, het grote meer in het noordoostelijk deel van het Lake District, sneed de wind het tweetal regelmatig de adem af. De schuimkoppen stonden op het water en middenop het meer dreef een losgeslagen bootje rond. In al het tumult van wind en water lichtten plotseling onder de donkere bomen narcissen op. Niet een paar, niet enkele plukjes, maar een hele strook, 'zo breed als een tolweg'.

Scherpe blik
Het tafereel met de ontelbare gele bloemen maakte diepe indruk op Dorothy en William. Dorothy legde het vast in een uitgebreide dagboeknotitie. Wat opvalt aan haar beschrijving, zijn de aandacht voor de kleinste details en haar rijke voorstellingsvermogen dat de bloemen langs het water bijna menselijke trekken verleent. De narcissen 'rustten hun vermoeide kopjes op de stenen als op een kussen', het leek alsof ze 'echt lachten met de wind'. En geen vorm of kleur ontsnapte aan de scherpe blik van Dorothy. Voordat zij en William op de narcissen stuitten, liepen ze langs meidoornhagen, 'zwart en groen', en langs berken, 'hier en daar groenig, maar eerder met roodpaars op de takken'. Ze signaleerde sleutelbloemen langs de kant van de weg, 'klaverzuring, anemonen, reukloze viooltjes, aardbeien en die stervormige gele bloem die mevr. C. speenkruid noemt'.

Veel van de indrukken die Dorothy opdeed tijdens hun wandelingen, noteerde ze in vier kleine notitieboekjes die bekend staan als The Grasmere Journals. Samen vormen ze een dagboek dat onder meer dienst deed als opslagplaats van ruw materiaal voor de poëzie van haar broer. Het bekendste voorbeeld is haar beschrijving van het onafzienbare narcissenveld. Twee jaar na de bewuste wandeling pakte William het onderwerp op en schreef hij zijn beroemdste gedicht: I wandered lonely as a cloud, beter bekend onder de titel Daffodils. Zijn zus geeft hij geen rol in het gedicht. Als rechtgeaard romantisch dichter verandert hij het 'wij' van zijn zus in het 'ik' van een eenzame wandelaar. De woorden die hij gebruikt, verraden onmiskenbaar Dorothy's dagboek als bron van inspiratie, maar tegelijk verandert zijn virtuoze gebruik van poëtische middelen de prachtige beschrijving van zijn zus in een onvergetelijk natuurbeeld. Waar Dorothy schrijft dat 'under the boughs of the trees, we saw there was a long belt of them along the shore, about the breath of a country turnpike road', maakt William daar het volgende van:


When all at once I saw a crowd,
A host, of golden daffodils;

Beside the lake, beneath the trees,
Fluttering and dancing in the breeze.


De narcissen 'tossed and reeled and danced', aldus Dorothy. William zag ze 'tossing their heads in sprightly dance'.

Innerlijk oog
Behalve in vorm verschillen dagboeknotitie en gedicht ook in strekking en voornaamste punt van aandacht. Dorothy noteert minitieus wat ze ziet. Daarbij drukt ze haar innige verbondenheid met de natuurlijke omgeving uit door de gele bloemen te 'vermenselijken' - waarmee ze in haar proza een dichterlijk stijlmiddel toepast. William's aanpak is daarentegen afstandelijker. Hij gebruikt het tafereel voornamelijk als illustratie van zijn poëtica, zijn theorie over het schrijven van gedichten. In het voorwoord van zijn eerste dichtbundel, Lyrical Ballads, schrijft hij dat alle goede poëzie voortkomt uit 'de spontane opwelling van krachtige gevoelens', maar die gevoelens vereisen wel 'sturing door het denken'. De dichter moet er 'lang en diep' over hebben nagedacht. Goede poëzie vindt dan ook 'haar oorsprong in emotie die men zich in rusttoestand herinnert'. Met andere woorden, een goed gedicht berust op diep doordachte, uitgestelde emotie. In Wordsworths Daffodils lezen we dat hij naar het onafzienbare veld narcissen 'keek en keek', maar op het moment zelf nauwelijks besefte welke indruk die aanblik op hem maakte. Dat besef licht veel later op. De ware emotie breekt pas door op een moment van stilte en afzondering. Als de geest leeg is of bedachtzaam en openstaat voor de eens beleefde ervaring.


I gazed -- and gazed -- but little thought
What wealth the show to me had brought:
For oft when on my couch I lie
In vacant or in pensive mood,
They flash upon that inward eye
Which is the bliss of solitude,
And then my heart with pleasure fills,
And dances with the Daffodils.


Het dagboek van Dorothy laat zien dat William vaak pas na enkele jaren een opgedane indruk in de herinnering weer oppakt en dan in de verbeelding omsmelt tot een gedicht. Herinnering en verbeelding, die combinatie vat de dichter samen in de term 'innerlijk oog' - inward eye.

Vlinders vangen
Daffodils is lang niet het enige gedicht dat ontstond uit een voorzet van Dorothy. In Wordsworth's poëzie zijn nog veel meer voorbeelden aan te wijzen van regels en onderwerpen die hun oorsprong vinden in het dagboek van zijn zus.


Zo lezen we in de notitie van zondag 14 maart 1802 dat William slecht had geslapen en pas om negen uur opstond. Aan het ontbijt schreef hij 'met zijn kom soep voor zich onaangeroerd, en een bord met brood en boter, het gedicht Aan een Vlinder'. De aanleiding voor dit gedicht was een jeugdherinnering die ze aan tafel ophaalden.


Ondertussen at hij geen kruimel, trok hij ook zijn sokken niet aan, maar zat hij daar met het bovenste knoopje van zijn overhemd los en zijn vest open. Hij was op het idee gekomen toen we het erover hadden hoe leuk we het altijd vinden als we een vlinder zien. Ik vertelde dat ik ze altijd een beetje achterna zat, maar bang was het stof van hun vleugels te vegen, en ze niet ving. Hij vertelde me hoe ze de witte exemplaren altijd doodden, omdat ze Fransen waren. Meneer Simpson kwam langs, precies op het moment dat hij het gedicht afrondde. Toen hij weer weg was, schreef ik het op en ook de andere gedichten en las ik ze allemaal aan hem voor.


Deze dagboekaantekening leert ons niet alleen dat William zijn inspiratie onder meer ontleende aan huiselijke gesprekken met zijn zus. Ook het verschil in karakter tussen beiden valt op. De ruwe onbesuisde broer tegenover de voorzichtige, empathische zus. Terwijl de jonge William en zijn vriendjes achter de vlinders aanrenden om ze dood te slaan of dood te knijpen, had zijn zus oog voor hun fragiele schoonheid, aldus de laatste regels van het vlindergedicht.


A very hunter did I rush
Upon the prey (...)
But she, God love her, feared to brush
The dust from off its wings.


Misdrijf
Dorothy bezat van jongs af aan een groot inlevingsvermogen en voelde een sterke intuïtieve verbondenheid met alles wat haar pad kruiste: van een tere vlinder in de tuin en het kleinste bloempje tussen de stenen tot de armen en daklozen die bijna dagelijks bij hen aanklopten. 

Dit schreef ze op zondag 31 januari 1802:


Ik vond een aardbeibloesem tussen de rotsen. Het broze bloempje bezat meer moed dan de groene blaadjes, want die waren nog maar half uitgegroeid, terwijl de bloesem volop bloeide. Gedachteloos trok ik haar uit de grond en dat voelde alsof ik een misdrijf had gepleegd, dus plantte ik haar terug. Haar wacht een stormachtig leven, maar laat haar leven als zij kan.


Dorothy's dagboeknotitie voor vrijdag 20 juni 1800 luidde als volgt:


Woendagavond klopte een arme man aan de deur, een pottenbakker - hij was lange tijd ziek geweest, maar was nu hersteld, en zijn vrouw verwachtte elk moment haar vierde kind. De kerkgemeente kon hem niet helpen, omdat hij gereedschap bezat, etc. etc. We hebben hem een sixpence gegeven.


Dorothy's aandacht voor details, haar zachtmoedigheid en empathisch vermogen werkten aanstekelijk. Zij had haar broer veel opmerkzamer en milder gemaakt, zo bekende hij zelf. William besefte dat hij vroeger te serieus, te streng en te veel van zichzelf overtuigd de wereld tegemoet had getreden. Hij was als een rots temidden van bulderende bergstromen, zo schrijft hij in The Prelude. Hij verkeerde met de wolken en de sterren. Maar zijn zus, zijn dear Friend, bracht hem terug op aarde, plantte hem met beide benen op de grond, verzachtte zijn starheid.


Thou didst soften down
This over-sternness; but for thee, dear Friend,
My soul, too reckless of mild grace, had stood
In her original self too confident,
Retained too long a countenance severe;
A rock with torrents roaring, with the clouds
Familiar, and a favourite of the stars:
But thou didst plant its crevices with flowers,
Hang it with shrubs that twinkle in the breeze,
And teach the little birds to build their nests
And warble in its chambers.

The Prelude, XIV (1850), 246-256


[Terzijde: merk op hoe Wordsworth hier het aardse een verheven status verleent door de struiken (shrubs) te laten flonkeren (twinkle) als de sterren aan de hemel. Flonkeren is in de eerste plaats een eigenschap van de sterren, zie Wordsworth's Daffodils, waarin hij spreekt van 'the stars that shine and twinkle on the milky way'.]

William was zich heel wel bewust van Dorothy's belangrijke bijdrage aan zijn karakter en dichtkunst en gunde haar daarvoor alle eer. 'Zij gaf mij ogen, zij gaf mij oren', schrijft hij in The Sparrow's Nest. Ook noemt hij daarin zijn zus 'de zegen van mijn latere jaren'. In het gedicht Tintern Abbey zegt William dat hij in de stem en de in ogen van zijn zus de taal en de vreugden van zijn jonge jaren hervindt; dat hij in haar ziet wie hij zelf ooit was. 


For thou art here with me upon the banks
Of this fair river; thou my dearest Friend,
My dear, dear Friend; and in thy voice I catch
The language of my former heart, and read
My former pleasures in the soothing lights
Of thy wild eyes. Oh! - yet a little while
May I behold in thee wat I was once,
My dear, dear Sister!


Lines Composed a Few Miles above Tintern Abbey, On Revisiting the Banks of the Wye during a Tour, 13 juli 1798 (fragment)


Grommend en brommend
Hierboven lazen we al dat meneer Simpson (een goede vriend van de Wordsworths) langskwam precies op het moment dat William het gedicht Aan een vlinder afrondde. 'Toen hij weer weg was, schreef ik het op en ook de andere gedichten en las ik ze allemaal aan hem voor.' Uit deze en andere notities blijkt dat Dorothy voor haar broer niet alleen een bron van inspiratie was, maar dat ze hem ook in praktische zin ondersteunde. William had een grote hekel aan de fysieke handeling van het schrijven. Hij 'schreef' zijn gedichten ook niet in de letterlijke zin van het woord. Vaak componeerde hij ze tijdens hun dagelijkse wandelingen of terwijl ze samen - urenlang achter elkaar - hetzelfde pad op en neer liepen in hun tuin. Dan mompelde hij de regels die in hem opwelden, op het ritme van zijn stappen. Dorothy, die in zijn kielzog meeliep, zette de regels direct, of even later aan de keukentafel, op papier en las ze dan aan hem voor.  

'William werkte vanmorgen in het bos aan zijn gedichten,' schrijft Dorothy op dinsdag 7 augustus, 1800. Vijf dagen later lezen we: 'Wm & ik liepen over de weg naar Cockermouth - hij paste zijn gedichten aan'. Het moet een komisch gezicht geweest zijn om de twee te zien lopen: hij een kerel met een flink postuur, zij een kleine tengere vrouw. Volgens Thomas de Quincey, lange tijd vriend van de Wordsworths, liep William als een soort insect steeds schuin zijwaarts en Dorothy voorover gebogen en met gehaaste pas. Een lokale bewoner zag Mr. Wordsworth steeds grommend en brommend (bumming and booing) het pad op een neer lopen, met 'haar, Miss Dorothy, vlak achter zich, en zij raapte de snippers (bits) op die hij liet vallen, en zette ze voor hem op papier.' Daar bleef het niet bij. Voor William was een gedicht nooit af. Hij sleutelde altijd verder en elke nieuwe versie moest ook weer in het net op papier. Verder waren er nog de kopieën voor vrienden, de uitgever en de drukker. Zijn zus had haar handen eraan vol.

Schatkamer
Dorothy had de ogen van haar broer geopend voor het eenvoudige en alledaagse. Haar dagboek vormde een schatkamer waaruit hij vaak inspiratie putte. En behalve als persoonlijk assistente fungeerde ze ook als klankbord, correctrice, eerste criticus en eindredacteur. Door dit alles kun je stellen dat William zonder de onderscheidende blik, de praktische hulp, de morele steun, de adviezen, de ideeën én de inhoudelijke bijdragen van zijn zus andere poëzie zou hebben geschreven.   





sprightly

levendig, opgewekt


Mijn lieve, lieve vriendin, weer hoor ik in je stem
Het spreken van mijn jonge hart, en weer lees ik
Mijn jong geluk in de fonkeling van je wilde ogen.
O, ik zie in jou weer even wat ik zelf ooit was,
Mijn lieve, lieve zus!


William Wordsworth, Tintern Abbey



De narcissen bij Ullswater


Dorothy's volledige notitie



I wondered lonely as a cloud


Het complete gedicht



Dorothy & William:

vier co-producties


   - Westminster Bridge

   - An Evening Walk

   - A Night-Piece

   - The Leech Gatherer